Verschillende zaken bepalen het binnencomfort in een gebouw. De belangrijkste zijn: de luchtdichtheid, de faseverschuiving, de vochtigheidsgraad van de binnenlucht en de akoestiek.
Luchtdichtheid
Dat eerste, de luchtdichtheid – die luchtcirculaties en dus tocht voorkomt en bepalend is voor de hoeveelheid warmte die uit een gebouw kan ontsnappen en voor het comfortgevoel dat bewoners ervaren, wordt in een gebouw van baksteen of beton gegarandeerd door de binnenbepleistering op de muren, een zogenaamde damprem in het dak en luchtdichte aansluitbanden. In een houten gebouw nemen enkel een damprem en luchtdichte aansluitingen die taak voor hun rekening, zowel in het dak als in de muren. Goed aangebracht, hoeft geen van de twee manieren van afwerking op het vlak van luchtdichtheid onder te doen voor de andere.
Maar een damprem heeft wel een wezenlijk voordeel op pleisterwerk: het is na plaatsing makkelijk verwijderbaar en weer aan te brengen, terwijl pleisterwerk moet worden afgekapt om daarna opnieuw te worden aangebracht – waarbij je voor de tweede keer met droogtijden zit. Eventuele issues met binnencomfort veroorzaakt door slecht geplaatste isolatie kunnen in een houten gebouw dus veel sneller een eenvoudiger worden opgelost.
Wanneer een houten gebouw wordt geïsoleerd met de iQ3-isolatie van ISOPROC – die bestaat uit houtvezels uit gerecycleerd krantenpapier – dan is de luchtdichtheid ook praktisch controleerbaar. De cellulosevlokken worden immers ingeblazen, wat betekent dat een klein scheurtje in de damprem niet onopgemerkt zal blijven, want de vlokken zullen er dan door worden geblazen. In een gebouw van baksteen wordt vaak gewerkt met een spouw of isolatieplaten tegen de bakstenen of het beton en valt de luchtdichtheid derhalve minder goed te controleren. Bovendien hebben de vezels van iQ3-isolatie een luchtremmend effect, waardoor eventuele defecten in de luchtdichte laag toch mee worden opgevangen, zodat luchtlekken en een tochtgevoel tot een minimum worden beperkt.
Zomerhitte tegengaan met faseverschuiving
Zomerse hitte vermijden in en gebouw kan enkel door het nemen van verschillende maatregelen. Niet enkel zonwering rond ramen en deuren is nodig, maar ook het vermijden van kieren en spleten door een goede luchtdichting. Daarnaast speelt ook het constructiemateriaal een rol. Omdat hout minder thermische massa bevat dan stenen materialen, warmt een gebouw met een houten constructie in de zomer sneller op. Dat betekent een minder gunstige faseverschuiving van slechts zo’n 3 tot 4 uur, wat een negatieve invloed heeft op het thermisch comfort in het gebouw. Het probleem van de faseverschuiving valt echter makkelijk op te lossen met isolatie. Zo heeft het isoleren van een houtskelet met cellulose een gunstig effect op de faseverschuiving, enerzijds omdat je met cellulose de hele isolatielaag kan vullen, wat kieren en spleten vookomt, en anderzijds omwille van de specifieke materiaaleigenschappen van cellulose.
Concreet duurt het dan minimaal 12 uur eer het gebouw de maximale binnentemperatuur heeft bereikt. En dat is gunstig omdat dat moment na bedtijd van de kinderen valt en dan de ramen en deuren kunnen worden opengezet – zogenaamde nachtventilatie met afgekoelde buitenlucht. Bovendien kan een houten gebouw, net zoals het snel opwarmt, de opgebouwde warmte ook weer sneller en gemakkelijker afgeven aan de buitenlucht.
Vochtigheidsgraad
Ook de vochtigheidsgraad van de binnenlucht valt prima onder controle te houden in een houten gebouw. Op dat vlak is er weinig verschil met een massief gebouw. Uiteraard spelen ventilatie en luchtdichting daarin een belangrijke rol, net als een goede isolatie. Die laatste heeft best vochtbufferende eigenschappen, zoals de iQ3-isolatie. Dat voorkomt immers niet alleen te droge binnenlucht in de winter, maar draagt ook bij aan de gezondheid van de gebruikers van het gebouw omdat schimmels en bouwschade daardoor worden vermeden.
Akoestiek
Wat akoestiek betreft: hout scoort beter op het vlak van geluidsisolatie dan andere constructiematerialen, maar daar staat natuurlijk wel tegenover dat een houtconstructie in tegenstelling tot een bakstenen of betonnen vaak geen massieve constructie is, wat uiteraard weer een ongunstige invloed heeft op de akoestiek. Dat probleem valt echter prima op te lossen met goeie isolatie.
Op dat vlak heeft cellulose een streepje voor, of het nu gaat om voorkomen van nagalm of geluid buiten houden. Daar zijn drie redenen voor: de hoge densiteit van het materiaal en het feit dat cellulosevezels soepel en flexibel zijn, waardoor ze goed trillingen kunnen opvangen. Ook de manier van aanbrengen draagt bij aan de akoestische prestaties van cellulose. Doordat het wordt ingeblazen, krijg je zoals al eerder aangehaald een zogenaamde 3D-vulling: echt elke kier en elk hoekje wordt gevuld. Het belang daarvan mag je niet onderschatten. Vergelijk het met een raam van een gebouw langs een drukke weg: ls dat op een klein kiertje staat, zal je het straatlawaai horen, en het zal niet eens veel stiller klinken dan wanneer je het raam helemaal openzet. Voor akoestiek is het voorkomen van openingen in de isolatie dus cruciaal.