• Stijn Brancart, assistant professor aan de TU Delft (l.) en Joost Declercq, architect bij archipelago.
  • © archipelago en Cordeel | Archipelago ontwierp zes nieuwe kantoorgebouwen in hout op de Brucargo-site in Machelen..
  • © Stijn Bollaert | Archipelago is een van de ontwerpers van de Groene Ark in de Plantentuin Meise.
  • © Stijn Bollaert | Lokalen in hout voor de speelpleinwerking Don Bosco in Oud-Heverlee, nog een houtbouwproject van archipelago.
  • Voor ziekenhuisnetwerk Helora ontwierp archipelago verschillende ziekenhuizen in hout.
  • © archipelago | Archipelago maakte voor OVAM samen met Mieke Vandenbroucke van CERAA een publicatie over het toekomstgericht maken van gebouwen.
  • © Stijn Brancart | Tijdens zijn doctoraat aan de VUB bouwde Stijn Brancart deze zogenaamde Reciplydome uit hout.

Kunnen jullie zichzelf kort even voorstellen?

Stijn Brancart: “Ik ben nu drie jaar assistant professor aan de TU Delft, aan de faculteit bouwkunde in het departement Architectural Engineering and Technology. Daarvoor werkte ik aan de VUB als onderzoeker en ook een tijdje bij VIBE. Aan de TU Delft doe ik onderzoek rond dragende houtconstructies, met focus op circulariteit. We onderzoeken onder andere hoe lokaal hout en reststromen van hout structureel zouden kunnen worden gebruikt voor dragende constructies, maar ook hoe je houtconstructies makkelijker kan demonteren met het oog op hergebruik van de elementen.”

Joost Declercq: “Ik ben ir. architect, partner en bestuurder bij archipelago, een ontwerpbureau dat ook onderzoek doet. Wij hebben een kantoor in Leuven en Brussel en sinds kort een hub in Parijs en Barcelona. Ik leid binnen ons bureau de research & innovation-afdeling, waarin we met twaalf personen – sommige daarvan staan ook in de praktijk of zijn ook actief in de academische wereld – rond verschillende thema’s werken, zoals duurzaam bouwen in de brede zin, circulair bouwen, de milieu-impact van bouwmaterialen, de correlatie tussen een gebouw en het welbevinden van de gebruikers … Al die onderzoeken doen we vooral om onze eigen projecten te voeden en beter te maken, maar we worden ook meer en meer gevraagd om externe onderzoeksopdrachten te doen. Zo hebben we voor de Vlaamse overheid meegewerkt aan de ontwikkeling van de nieuwe intergewestelijke GRO, voor Leefmilieu Brussel onderzoek gedaan naar ruimtelijke aanpasbaarheid en voor OVAM recent samen met Mieke Vandenbroucke van CERAA een publicatie gemaakt over het toekomstgericht maken van gebouwen – die we trouwens dit najaar gaan voorstellen op drie infosessies van NAV. Momenteel voeren we samen met de KU Leuven een onderzoek naar de kostenimpact op ontwerp- en bouwkosten van milieu-impactoptimalisatie van gebouwen. En we zijn ook onderzoekspartner in een groot Europees onderzoeksproject naar de reductie van de koolstofimpact van de zorgsector en een Europees project rond veerkracht van gebouwen tegen oververhitting. Naast mijn activiteiten bij archipelago ben ik ook nog deeltijds onderzoeker aan de KU Leuven.”


Joost, jullie ontwierpen en realiseerden met archipelago al verschillende gebouwen in hout. Wat zijn enkele referentieprojecten op dat vlak?

Joost Declercq: “Ik wil eerst nog graag even toelichten dat mijn carrière als architect begonnen is vanuit mijn passie voor bouwen met hout. Ik ben opgegroeid in, denk ik, een van de eerste geprefabriceerde modulaire houtbouwwoningen van België. Tijdens mijn opleiding lag de focus vooral op staal en beton, maar de liefde voor hout als bouwmateriaal is er altijd gebleven.”

“Met archipelago hebben we houtbouwprojecten van verschillende schaalgrootte gedaan. Enkele referentieprojecten voor houtbouw zijn de lokalen voor de speelpleinwerking Don Bosco in Oud-Heverlee, een basisschool in Sint-Pieters-Leeuw, nieuwe kantoren met een totale oppervlakte van 6.000 m² op de Brucargo-site en zes nieuwe ziekenhuizen in Wallonië die voor een groot deel in hout zullen worden opgetrokken. En natuurlijk ook de Groene Ark in de Plantentuin Meise, een zeer mooi houten sculpturaal paviljoen dat we samen met NU architectuuratelier en Ingenieursbureau Mouton hebben gerealiseerd.”


Jullie ontwerpen dus niet uitsluitend in hout bij archipelago?

Joost Declercq: “Dat klopt. Je moet het juiste materiaal gebruiken op de juiste plaats. Dat wil ik graag benadrukken. Hout wordt vandaag vaak naar voren geschoven als een CO2-neutraal of – negatief bouwmateriaal. Dat is het niet altijd – heel het verhaal rond hout en zijn impact op de CO2-uitstoot is niet zo eenvoudig als velen laten uitschijnen, maar het heeft vaak wel een lagere initiële impact op de CO2-uitstoot dan de meeste klassieke bouwmaterialen. Toch wil dat niet zeggen dat alles nu ineens in hout moet. Die klassieke materialen hebben namelijk ook specifieke kwaliteiten. En die maken dat ze soms meer aangewezen zijn dan hout.”


Stijn, was jij als academicus al betrokken bij houtbouwprojecten? En zo ja, in welke hoedanigheid?

Stijn Brancart: “Ik heb zelf in het kader van mijn doctoraat aan de VUB wel eens een houten constructie gebouwd, de zogenaamde Reciplydome, meer in de schaal van tijdelijke evenementconstructies. Ik deed toen onder meer onderzoek rond de elastische buiging van bouwmaterialen. En nu zijn we aan de TU Delft bezig met het ontwerp van een houtbouwwoning uit lokaal stadshout, maar dat zit allemaal nog in een heel prille fase.”


Joost, het juiste materiaal op de juiste plaats gebruiken is dus heel belangrijk voor jullie bureau. Maar als jullie dan kiezen voor hout, geniet een bepaalde houtbouwmethode dan jullie voorkeur?

Joost Declercq: “Ook die is afhankelijk van de context. Voor wanden zullen we snel naar houtskelet grijpen. Voor vloeren eerder naar CLT, al beseffen we dat dat er bij de productie van dat materiaal eigenlijk te veel hout en te veel lijm wordt gebruikt. Daarom doen we onderzoek naar nieuwe constructiemethodes voor vloeren in hout. Een vloer heeft massa nodig omwille van akoestiek, brandveiligheid en de trillingen waar hij mee te maken krijgt en we onderzoeken hoe je die massa kan realiseren met minder hout. Of met materialen die nog een kleinere milieu-impact hebben dan hout, zoals een combinatie van hout en gestampte leem, bijvoorbeeld.”

“Ik wil er wel graag de nadruk op leggen dat ook hout gewoon een grondstof is waar je spaarzaam mee moet omgaan. De – terechte – overtuiging dat de CO2-uitstoot van de bouwsector naar beneden moet heeft een beetje gezorgd voor het idee ‘Hoe meer hout in een gebouw, hoe meer je het milieu aan het redden bent'. Maar dat is natuurlijk fundamenteel verkeerd. Wij zetten hout dus echt heel gericht in. Er is zoals ik al zei ook niets verkeerd aan hybride structuren. Soms heb je voorgespannen beton gewoon nodig om grote overspanningen te kunnen realiseren, die interessant zijn in de context van aanpassingsgericht of flexibel bouwen, iets waar meer en meer bouwheren en investeerders de voordelen van beginnen in te zien.” 

Ik wil graag benadrukken dat ook hout gewoon een grondstof is waar je spaarzaam mee moet omgaan

Joost Decelercq

Stijn Brancart: “Die mening deel ik helemaal. Het klopt dat we ook met hout spaarzaam moeten omspringen. Je merkt dat, nu we de aloude traditie van bouwen met hout, die we een beetje kwijtgespeeld waren door de industriële revolutie, weer beginnen omarmen, veel ontwerpers op dezelfde manier omgaan met hout als met die klassieke bouwmaterialen. Een gebouw dat vroeger in beton zou zijn ontworpen, wordt bijvoorbeeld gewoon een massiefhouten gebouw. Dat is niet altijd noodzakelijk. We hebben al studies gedaan die aantonen dat de keuze voor een bepaalde houtbouwmethode een enorme impact kan hebben op de hoeveelheid hout die je nodig hebt.”

Joost Declercq: “Als je voor houtbouw gaat, dan moet je inderdaad ook ontwerpen voor houtbouw. Je moet niet het ontwerp van een klassieke massiefbouw vertalen naar houtbouw, want dan loopt het fout. Hout heeft voordelen, maar ook beperkingen. Als je niet binnen die paramaters ontwerpt, maak je een bouwkundig gedrocht en maximaliseer je de milieuvoordelen van bouwen met hout waarschijnlijk niet.”


Is de keuze voor houtbouw een ideologische of is ze altijd contextgebonden?

Stijn Brancart: “Die twee hoeven niet tegenover elkaar te staan, denk ik. Het moet altijd een contextgebonden keuze zijn; de juiste houtbouwmethode en houtsoort binnen de specifieke context. Maar de keuze voor houtbouw is voor veel mensen ook ideologisch de juiste.”

Joost Declercq: “Daar sluit ik mij bij aan. Met die toevoeging, en ik val nu eigenlijk al een tweede keer in herhaling, dat soms ook de keuze voor beton conceptueel de juiste kan zijn. Neem een grote overspanning. Je kan die uitvoeren in voorgespannen beton, een materiaal waarin beton naar mijn mening heel efficiënt gebruikt wordt en dat grote lasten kan dragen. Wil je dezelfde overspanning met dezelfde draagkracht in hout realiseren, dan zal je heel veel hout nodig hebben. Is de keuze voor hout ideologisch dan nog de beste?”


Jullie hebben veel ervaring met onderzoek naar de milieu-impact en circulariteit van hout als bouwmaterialen. Wat zijn volgens jullie de grote voordelen van ontwerpen en bouwen met hout?

Stijn Brancart: “Dat zijn er wel wat: hout is makkelijk bewerkbaar, je kan er demonteerbaar mee bouwen, er bestaan veel soorten van, met elk hun specifieke eigenschappen, het is hernieuwbaar en zo minder milieubelastend, het is bewezen dat zichtbaar hout in een gebouw positieve effecten heeft op het welbevinden van de gebruikers …”

Joost Declercq: “Daar zou ik nog aan willen toevoegen dat hout ook een heel mooie gewicht-sterkteratio heeft en het in moeilijke bouwsituaties, zoals in een dense stedelijke context, door zijn lichtheid vaak een dankbaar bouwmateriaal is. En ook dat je had zowel in plaat- als in balkvorm kunt gebruiken vind ik een groot voordeel.”


Heeft houtbouw ook nadelen?

Joost Declercq: “Hout heeft een lage thermische massa, waardoor het in houten gebouwen altijd wel een uitdaging vormt een stabiel zomercomfort te garanderen. Ook akoestisch scoort hout minder goed dan beton of steen. En grote overspanningen maken met hout is dus moeilijker dan met voorgespannen beton.”

Stijn Brancart: “Dat zijn eigenlijk allemaal gevolgen van de lichtheid van hout, een eigenschap die op andere vlakken ook weer een voordeel is.”

Joost Declercq: “En geen inherent nadeel, maar wel een probleem dat houtbouw in ons land vandaag nog steeds een beetje heeft, is dat het de perceptie tegenheeft. Houtbouw is heel lang niet serieus genomen, er werd vaak lacherig over gedaan. Ik werd er vroeger op de speelplaats bijna mee uitgelachen dat ik in een houten woning woonde. Ik heb echter volhard en de eerste woning die mijn partner en ik zelf kochten was een houten prefabwoning uit de jaren vijftig die nog uit Canada was geïmporteerd. Die werd bij de verkoop door de schatter dan weer beschreven als chalet, terwijl dat eigenlijk een zeer degelijk huis, bijna een passiefwoning was (lacht). Overigens, die oude houtskeletwoningen in ons land zijn vandaag vaak beter geïsoleerd dan woningen met een spouwmuur die later gebouwd zijn. Het isoleren van het houtskelet is immers altijd een onderdeel geweest van het bouwconcept.”


Zijn er bepaalde uitdagingen verbonden aan houtbouw?

Stijn Brancart: “Hout dat vrijkomt uit gebouwen wordt vandaag nog vaak verbrand of, als dat niet mogelijk is omdat er te veel lijm inzit, gestort. En dat is natuurlijk niet optimaal. Let op, dat is natuurlijk geen inherent nadeel van hout, maar wel een nadeel van de manier waarop we vandaag sommige bouwmaterialen uit hout maken en van de wijze waarop we omgaan met hout dat vrijkomt uit sloopprojecten. We moeten hier in België ook meer lokaal hout gaan gebruiken, stadshout bijvoorbeeld, dat nu wordt verbrand of versnipperd, want zo kunnen we de milieu-impact van hout, door de bijbehorende kortere transportbewegingen, natuurlijk nog verder verkleinen.”

Joost Declercq: “Een andere uitdaging is volgens mij zeker ook de vraag: hoe compenseren we de CO2 die vrijkomt uit de bodem wanneer een bos wordt gerooid? Want nu wordt stilaan duidelijk dat een bos niet enkel CO2 opslaat in zijn bomen, maar ook in de grond en dat die CO2 vrijkomt als die bomen verdwijnen. Daarnaast moeten we ook proberen het aandeel hout dat we uit een gerooide boom kunnen halen voor de bouwsector te vergroten. Vandaag gebruiken we maar een derde van een boom als constructief materiaal. De rest wordt deels verwerkt in afgeleide producten, maar een groot deel gaat ook gewoon verloren. En zeker met de ondergrondse biomassa wordt niets gedaan Dat alles maakt dat de CO2-balans van het verwerken van een boom is een gebouw niet zo lineair is.”

Door de klimaatverandering zien we steeds meer bosbranden, maar ook meer kevers en termieten die bomen aantasten. Bossen meer divers maken door er verschillende soorten bomen aan te planten, kan in beide gevallen een antwoord zijn

Stijn Brancart

Stijn Brancart: “En de grondstof hout is ook best kwetsbaar. Door de klimaatverandering zien we steeds meer bosbranden, maar ook meer kevers en termieten die bomen aantasten. Bossen meer divers maken door er verschillende soorten bomen aan te planten, kan in beide gevallen een antwoord zijn, maar dat is natuurlijk een langetermijnverhaal.”


Is de initiële investeringskost van bouwen met hout hoger dan die van bouwen met bakstenen, beton of staal?

Joost Declercq: “Toch vaak hoger. Dat heeft te maken met het feit dat er nog geen grote markt is voor houtbouw en België geen houtproducerend land is. Maar er zijn voorbeelden van projecten waar de keuze voor hout financieel interessanter is, bijvoorbeeld in projecten in dens stedelijk gebied en moeilijk bereikbare bouwplaatsen, of in projecten waarin de werffase bewust kort moeten worden gehouden, wat kan met de keuze voor houtbouw omdat een houten gebouw voor een groot stuk geprefabriceerd kan worden.”

Stijn Brancart: “De kloof wordt wel steeds kleiner.”


Joost, werken jullie altijd met hout met een duurzaamheidslabel? Of is dat een overbodige vraag?

Joost Declercq: “Die vraag is zeker niet onrelevant. Wij werken inderdaad altijd met een duurzaamheidslabel en opdrachtgevende overheden schuiven dat ook altijd naar voren, maar wij merken wel dat veel uitvoerders het daar nog altijd moeilijk meer hebben. Binnen de certificatieketen, zoals bij die van FSC, moet iedere speler een certificatie hebben, zodat de duurzame herkomst en verwerking van het hout gegarandeerd kan worden en er geen achterpoortjes zijn. Vaak zijn er toch één of meerdere partners in de keten die niet de nodige attesten kunnen voorleggen, waardoor er op het einde geen sluitende certificatie is. Maar we merken gelukkig beterschap op de vlak.”


Heeft een bepaalde houtsoort jullie voorkeur?

Stijn Brancart: “Nu gebruiken we eigenlijk enkel naaldhoutsoorten in de bouw, maar door mijn onderzoek heb ik wel een fascinatie ontwikkeld voor de vraag hoe we loofhout zouden kunnen gebruiken voor de productie van bouwmaterialen. Populierenhout bijvoorbeeld, waarvan iedereen zegt dat je daar echt niet mee kan bouwen. Maar ik hoop dat we ook naar een combinatie van houtsoorten in constructies kunnen evolueren. Dat zal immers moeten als we meer willen gaan werken met lokaal hout, dat niet altijd in gelijke mate voorradig zal zijn.”

Joost: “Dat laatste is zeker belangrijk. In de middeleeuwen was hout een populair bouwmateriaal, maar in Gent hebben onderzoekers vastgesteld dat men op een gegeven moment minder kwalitatief hout is gaan gebruiken en daarna zelfs hout is gaan importeren uit Polen en de Baltische staten, omdat er steeds minder gezonde bossen waren.”


Heeft een houten gebouw architecturaal meer te bieden dan een betonnen, stenen of stalen gebouw?

Stijn Brancart: “Ik zou zeggen van niet. Als je mij loslaat in een houten gebouw, dan zal ik daar veel meer tijd spenderen dan in een gebouw gemaakt van andere bouwmaterialen, maar dat heeft alles te maken met mijn persoonlijke voorkeur voor houten gebouwen (lacht). Het is wel echt zo dat je automatisch andere architectuur krijgt als je in hout ontwerpt dan wanneer je in beton of staal werkt. Ik krijg soms ontwerpen van studenten voorgeschoteld die al bijna af zijn, maar waarvoor ze de materialen nog moeten kiezen. Dat zou eigenlijk niet mogen, zoals al aangehaald.”

Joost Declercq: “Ik sluit mij daar helemaal bij aan. Ik heb dezelfde fascinatie (lacht).”


Heel lang geleden werd er vaak gebouwd met hout. Toch zijn de historische gebouwen die vandaag nog overeind staan veelal van steen. Betekent dit dat een houten gebouw minder lang meegaat dan een gebouw uit steen, beton of staal?

Joost Declercq: “Er is wel degelijk een historische reden voor het feit dat er vandaag niet zo veel oude houten gebouwen staan. Huizen werden vroeger dicht bij elkaar gebouwd omdat ze allemaal binnen de stadsmuren moesten passen. Wanneer er dan brand uitbrak, lag vaak meteen een halve stad in de as. Daarom is men beginnen verplichten in steen te bouwen.”

Stijn Brancart: “Veel historische gebouwen die vandaag nog rechtstaan, zoals kathedralen, hebben wel nog steeds een houten dakconstructie. En de grachtenpanden in Amsterdam lijken wel van steen, maar aan de binnenkant zit daar heel veel hout in en ze staan vaak ook op houten palen – iets dat vandaag wel bijzondere aandacht vereist. Maar het is natuurlijk wel zo dat hout sneller verweert dan steen. Al is er niets mis met wat onderhoud nu en dan om dat proces te vertragen.”


Kan je een houten gebouw volledig brandveilig maken?

Joost Declercq: “Daar bestaan voldoende manieren voor. En het is ook algemeen geweten dat een houten skelet zichzelf bij brand beschermt door verkoling. Ik was deze zomer in Nieuw-Zeeland en Australië en daar zag ik ook de bomen van bossen waar brand had gewoed nog allemaal mooi rechtstonden. Wat wel een uitdaging is in ons land: de huidige brandwetgeving is niet zo vanuit de houtbouwgedachte geconcipieerd. We zien dat er in het buitenland veel meer kan op het vlak van houtbouw. Om allerlei brandvereisten te behalen moeten we het hout hier vaak wegstoppen of behandelen met tal van producten die het ecologische aspect van hout eigenlijk teniet doen. Intussen komt er meer en meer Europese alignering in de brandregelgeving en we zien ook hier bij ons hoopgevende initiatieven.”


Is een houten gebouw per definitie circulair?

Stijn Brancart: “Neen. Hout is wel hernieuwbaar, maar wanneer een houten gebouw wordt afgebroken, wordt het hout zoals al aangehaald vandaag toch nog vaak verbrand, of gestort als het vervuilende additieven bevat, zoals lijm in gelamineerd hout of chemische lak op gevelbekleding. Een houten gebouw is voor mij circulair als het aanpasbaar en demonteerbaar ontworpen werd, maar dat is ook zeker niet altijd het geval.”

Joost Declercq: “Die mening deel ik helemaal.”


Tot slot, hoe zien jullie houtbouw in de toekomst evolueren?

Joost Declercq: “Ik zie het zeker meer mainstream worden en zie vooral een grote toekomst voor hybride systemen, waarbij wel moet worden gewaakt over het scheidbaar houden van de verschillende materialen.”

Stijn Brancart: “Ik kan mij daar alleen maar bij aansluiten. Houtbouw heeft de wind in de zeilen en ik zie veel onderzoek dat inzet op de doorontwikkeling ervan, die hopelijk komaf zal maken met de naïeve gedachte ‘We bouwen in hout dus we zijn goed bezig’, die er soms nog heerst. Ik hoop ook dat we met België en Nederland naar een nieuwe houtbouwcultuur evolueren. Een waarin circulariteit ook een grote rol speelt, maar ook op dat vlak gebeurt veel onderzoek en zijn we stappen aan het zetten.”